Het in stand houden en ontwikkelen van kruidenrijke graslanden in het veenweidegebied wordt gezien als een belangrijk instrument voor het stimuleren van de biodiversiteit, in het bijzonder de weidevogels. Peilverhoging in het kader van het Veenweideprogramma kan daarbij hand in hand gaan met de ontwikkeling van kruidenrijk grasland op eerder regulier agrarisch gebruikt grasland. De praktijk is echter weerbarstig.
Om hier inzicht in te krijgen heeft Altenburg & Wymenga in opdracht van It Lege Midden, en in samenwerking met Wetterskip Fryslân en Provinsje Fryslân, onderzoek gedaan op 77 graslandpercelen in het veenweidegebied (natuurgrasland en graslanden in agrarisch gebruik). Hieruit blijkt, dat op voorheen regulier agrarisch gebruikte percelen waar is ingezet op vernatting en extensivering binnen 10 jaar verschraling optreedt. Ook ontstaat meer of minder kruidenrijk grasland, vooral met Pinksterbloem, Scherpe boterbloem, Veldzuring en Gewone hoornbloem. Een verdere ontwikkeling naar een hoge bedekking met kruiden blijft meestal achterwege, ook na jaren van ontwikkeling. Gestreepte witbol, Pitrus en soms Rietgras treden sterk op de voorgrond. Pitrus neemt over de gehele linie (sterk) toe, in vrijwel alle percelen en bij verschillende uitgangsituaties. Klimaatverandering (nattere en warmere winters) speelt hierin een rol.
Een belangrijk knelpunt op voorheen agrarisch gebruikte veengronden is de structuur van de veenbodem. Die is door ontwatering en bemesting onomkeerbaar veranderd en vernatting door verhoging van de grondwaterstand leidt niet tot herstel ervan. Daardoor blijft gemakkelijk water op het land staan, en treedt verzuring op.
Voorbeelden van percelen met een hoge bedekking aan kruiden en zónder veel Pitrus zijn schaars. Met uitzondering van regulier agrarisch gebruikt grasland en onbemeste schraallanden gaat dat vrijwel steeds om percelen met al lange tijd een stabiel beheer. Op die percelen is veel aandacht voor de detailontwatering (greppelonderhoud), een matige bemesting (ruwe stalmest), geregelde bekalking, meer of minder beweiding en frequent maaibeheer. De beheerder/gebruiker zit er kortom ‘bovenop’. Het vergt vaak een beheerinspanning die uitstijgt boven wat in SNL-kader gebruikelijk is. Een heldere communicatie daarover tussen beheerder en gebruiker is van groot belang.
Het rapport ‘Kruidenrijk grasland op veen’ is hier te downloaden.